Publicaties

Zolang de stad maar vrolijk is

Op 20 september 2022 verscheen bij uitgeverij Magonia mijn nieuwe dichtbundel, Zolang de stad maar vrolijk is.

Vier afdelingen, veertig gedichten.

Ik ben er heel blij mee.

 Link naar verkooppunt

Specificaties
ISBN: 9789492241504 | Type: Paperback | Druk: 1 | Prijs: € 18,95 | Aantal pagina's: 64 | Uitgever: Magonia | Verschijningsdatum: 20-09-2022

Bundelbesprekingen

Zoete recensies
Een in Trouw
Een in Awater
Een op Meander
Een op LeesKost
Een op Literair Nederland
Zure recensie
Een op Tzum

 Bekijk in grootbeeld Poëzieclip Laatste wil

 Bekijk in grootbeeld Poëzieclip Romeins liedje

Gedichten uit Zolang de stad maar vrolijk is, afdeling ‘Een grasveld is een woestijn’


DE WERKELIJKHEID

Een grasveld is een woestijn, maar dan van gras
en een geschilderde schedel is een schedel.

Gooi de dorre bladeren in de afvalbak,
overwin je schaamte en schrijf wat regels op.

Op de tien, elf bankjes zit niemand,
de toestellen worden niet bespeeld.

Kijk uit voor rennende kinderen
zonder handen en voeten.

Een dode duif met levende vliegen,
uit het heuveltje groeit een boom.

Een vies pak watten?
Helaas een zwaan.


DE DIE

Niemand zag de stroom ontspringen,
hij is er tussen paradijselijke huizen
en vaart langs onbestemde tuinen en terrassen.

We vermoeden hem onder de wijk
van grote flats en kleine pompstations.

Verlaten wij de stad! Als door
een reuzenpoort onder de kabels
van de masten in het gras.

En daar is weer het water,
voorzien van steigers en een hengelaar.

Buiten de stad is er meteen vertrouwen:
een kast met verse jam en oude boeken,
schappen met exotisch polderfruit.

Over de dijk – stopt hier de Die? –
lopen twintig meter hoge wezens,
zwart, tegen de lichte lucht.

Onder de einder ligt de zee,
die alle boerderijen overstromen kan.

Gedichten uit Zolang de stad maar vrolijk is, afdeling ‘Ik vergeef dat je een lichaam hebt’


VISIOENEN

Je stond vaak bij de melkproducten
en zette bekers yoghurt op hun plek,
je haar zo zwart, je wang zo glad,
je mond altijd een beetje open.

Zo mooi expressieloos.

Veel wordt verpest, veel wordt gered
door zwijgen.

Eenmaal zag ik je op straat,
fietsend, onderuitgezakt,
een zak chips leeg etend.

Ik weet niet eens hoe ik je noemen moet:
vakkenvullers dragen nooit een bordje.


FIRST DATES

Waar kom je vandaan, spontaan
verzorgde date? Onderneem je
ambitieuze reizen?

Mooie oren trouwens.
Waar zijn je tattoos?
Heb je een huisdierwens?

Ik woon nog bij mezelf
en creëer passie,
zoek iemand met een bank.

Mijn hobby’s zijn koorzang en slaan.
Tenks!
Splitten we onze klik?

Gedichten uit Zolang de stad maar vrolijk is, afdeling ‘De doden: ze bestaan’


HOSPITIUM

We rijden altijd door de sneeuw langs vee
en stukken weg in aanbouw naar de school
waarin gestorven wordt. Het is daar stil.
Verteerd door naastenliefde slinkt men weg,
mild door morfine en vol dank voor vla
of moes als maal. Lokalen spelen er
voor huiskamer, overal spulletjes
die maar niet dierbaar willen worden.
Straks de nacht. Het laatste ademen is zwaar.


MIJN BOOM

Mijn zoon is heel erg groot
en staat met één poot in de grond,

zoveel zelfstandiger dan ik.

Spelenderwijs geplant
groeide hij op vanuit een noot.

Daar staat hij: in de achtertuin
van het huis waar ik mijn hele leven woon.

Hij overtreft zelfs mij nog in honkvastheid,

splitst zich in tweeën, vijven, enzovoort,
spreidt zich uit in winterse antennes

die de zonneschijn opvangen
en de verre straling van de sterren.

Zoon, ga zo door!

Gedichten uit Zolang de stad maar vrolijk is, afdeling ‘Frisse elementen’


WENEN

In de avond is het al nacht
en jonge mensen lopen op veilige afstand
door de uitverlichte straten
en rakelings langs de paleizen.

Wenen: de eerste dag plas ik bloed
maar daarna komt het goed.

In de donkere dom wil jij gaan liggen,
op je rug naar de zerken luisteren.
Ik wil me gedragen, hooguit hoe-oi roepen
en durf niet over het hek te klimmen.


RAPSODIE

Mijn pen is een tube
en Seurat breit mijn sokken,
zo verspreid ik veel vreugde
en krijg ik complimenten
van mensen die mij onverschillig laten.

Ik kom werkelijk overal
en sla geen steegje en geen tuinpad over.
Ooit ging een snelweg de hoogte in,
hij werd ondersteund door palen,
ook daar ben ik geweest.

Elke dag ontdek ik wel een jongen,
waar ik dan onverstoorbaar langs loop
zonder mijn trage vaart te verminderen.

Aan de mooiste muziek kun je horen
hoe goed de wereld was en blijft.

Onder de Florentijnse domkoepel
loop ik door de Weesper regen.
Stad aan de Arno, stad aan de Vecht!
Stad van Michelangelo, stad van Jakop Slegt!

Waar ben ik het meest? Meestal in mijn geest.

Ik weet hoe de rand van de wereld eruit ziet:
vrijstaande huizen, en op elk perceel een boot,
uiteindelijk alleen nog maar moeras
met één bunker, je kunt niet verder lopen.

Nergens zijn de mensen zo gelukkig.

'Co Woudsma zet ook in zijn vierde bundel de lezer regelmatig op het verkeerde been. Wat speelt zich af in de fantasie van de dichter, wat gebeurt er echt? Wat te denken van in bivakmuts gehulde mannen die een lichaam dragen, of van kinderen zonder handen en voeten? Woudsma geeft zijn dagelijkse belevenissen een eigen diepte. Vaak humoristisch, dan weer scherp, veelal melancholiek en met een nauwelijks ingehouden hunkering. Zijn poëzie laat de lezer beleven hoe het is om als observerend maar ook verlangend mens in de wereld te staan.'
- De flaptekst, geschreven door mijn vriendin Ymkje de Boer

Hoogste zomer

Deze bundel werd lovend besproken door Maria Barnas (de Volkskrant), Arie van den Berg (NRC Handelsblad), Erik Lindner (De Revisor) Dieuwertje Mertens (Het Parool) en Rob Schouten (Awater). In haar jaaroverzicht noemde Mertens Hoogste zomer zelfs de beste (Nederlandstalige) bundel van het jaar.

Een erg mooie recensie vind ik die van Hans Puper op Meander .

 Link naar verkooppunt

Specificaties
ISBN: 9789023490494 | Type: Paperback | Druk: 1 | Aantal pagina's: 64 | Uitgever: De Bezige Bij | Verschijningsdatum: 2015

 Bekijk in grootbeeld Poëzieclip Ontdekking

Zes gedichten uit Hoogste zomer


BLOEDKORF

De muggen dansen rond de korf,
vol van de rode nectar.
 
Ze zijn teruggekeerd
uit velden met wiegende dieren
en mensen.
 
In het houten huis
raken de raten van de Babeltoren
gevuld met stollend leven,

groeien de zoemende scharen,
de duizenden naalden.


HOOGSTE ZOMER

Elke nacht en elke morgen kraait de haan
en elke middag draait de slijpsteen.

Soms hoor je kinderen om genade smeken,
soms hoor je knisperende dieren.
 
De tuin duldt geen bemoeienis,
als je het trapje afdaalt stuit je op de varens

en het door een spin gespannen afzetlint,
wasdom heeft het pad verborgen.
 
Nu is het eindelijk augustus,
de hitte doet je borstkas gloeien.
 
De koelte schuilt in supermarkten
en in afstandelijke wezens.


DORDRECHT

Dordrecht, ik heb het zelf gezien,
want ik ben er zelf geweest.
Overal muren en ramen. Mensen lopen door de straten.

Er is een kerk, waarin geloof werd scherpgesteld.
En al die huizen! Naar verluidt
trekken jongens zich er af
en staan er meisjes naakt onder de douche.
 
Is het leven daar net zo als elders – vuil dat de lichamen
van mens en dier verlaat, bestaan dat uitgezeten wordt –

of treft je het bijzondere,
een gevel als geen andere,
een onverwisselbare wolkencombinatie
of een individu – desnoods gespiegeld in een etalage.


OVERGANG

Als de avondschemer maar bleef duren!
Dan zei de jongen in een spijkerjek
mij onophoudelijk gedag. Nabij een flat.
In struiken hangen plastic bakjes met
een restje mayonaise. Er klinken brommers.
 
Maar het niemandsland tussen de duidelijke dag
en de uitgestorven nacht is al te smal.
Dus grijp ik de schemering, vergeefs,
wrijf het grijze zwart tussen mijn vingers,
probeer die allerfijnste damp te inhaleren.

Waarom is dit steeds opnieuw de beste tijd?
Misschien omdat de schemer vol verwachting is
van iets dat rust in huizen als het licht aangaat
of veeleer felbeschenen dansen langs
de nachtelijke oevers van rivieren.


R

Hoe begeerlijk: de mond, de tong
van iemand die de Gooise R uitspreekt,
mits jong, niet beter wetend.

Zeg: rabarber. Dit leidt tot
gejaagd ademen, het verlangen naar
een serie strenge uitspraaklessen.
 
Leer het langzaam af, let goed op
hoe ik het doe, proef mijn R,
die ontzagwekkend over je heen rolt.


LAFENIS

Wie zegt dan dat mannentepels
slechts ter versiering zijn?
Aan het eind van het jaar
drinken Porky en Porky,
de broertjes van Porky,
van mijn niet onaanzienlijke borsten.
Ik laat mijn trui aan: mijn leven is
een programma voor het hele gezin.
 
Kijk ze eens drinken, gulzig rustig
(ik wist niet dat ik het in me had).
 
Er zit een rationalist in de kamer
die het pervers vindt, bovendien
zijn de varkentjes van pluche.
Maar zo kun je alles wel ontkennen,
zelfs de onvoorwaardelijke liefde
van kunst en knuffels
en het zachte stromen
van zuiver geestelijke melk.

Het aardse leven. Een filosofische handleiding

De filosofische tekst van Klaas Rozemond is geïllustreerd met tekeningen van Jet Nijkamp en gedichten van mij.

 Link naar verkooppunt

Specificaties
ISBN: 9789085712008 | Type: Paperback |  Druk: 1 | Aantal pagina's: 208 | Uitgever: Veen Magazines |  Verschijningsdatum: 2009

Drie gedichten uit Het aardse leven


BIOSFEER

Thuis leeft het. Kalme slakken
signeren elke avond de mat.
De vriendelijke pissebed drentelt
over het tapijt. In de gootsteen
bloeit een klein groen plantje.

Leven gaat zijn gang. Op de witte muur
slingert een rode duizendpoot.
In elke hoek een spin. Langs de plint
flitst ’s nachts een muis. Er woont hier
zelfs een mens – die af en toe wat plet.


ONGEPLAND

Wij zijn van toevallig vlees.

Miljarden jaren kneedden het onlogisch lijf
van het dier dat weet dat het een dier is.

Had de rede ons ontworpen,
konden we misschien uit negen vormen
kiezen om ons leven in te huizen:

Plato’s vijf gesloten lijven,
daarbij van Kepler en Poinsot
de vier kinderlijke sterren,
krachtig naar alle kanten stralend.

Dan waren wij volmaakt veelzijdig,
onbreekbaar door de ruimte zwevend,
zonder haren, zonder tranen,

en niet wanstaltig willekeurig,
gevuld met zwaarte en met sappen.

Wij stakerige apen!


AANZOEK

Schitterend onbelangrijk is het leven,
een schilderij dat niets voorstelt.

Beschimmeld bolletje
in een enorm heelal!

Wieren, sponzen,
varkens, mensen.

Hoe niets een zesmiljardste van de mensheid,
twee zesmiljardste.

En hoe oneeuwig een eeuw,
een heel dun laagje rots.

Dus waarom niet met mij
een cola drinken?

Dus waarom niet met jou
achter een struik en voor de wet getrouwd?

Geluksinstructies

Wat gebeurt er als je alle vijf je zintuigen tegelijk maximaal bevredigt? Hoe is het om er eindelijk in te slagen de drie biggetjes op te eten? In Geluksinstructies, de opvolger van Co Woudsma’s debuut Viewmaster, streeft de dichter op allerlei manieren naar geluk. Hij eet een levend beest, wrijft sterren fijn, jaagt op winterolifanten, blijft in bed, bezingt de schoonheid van puistjes, laat zich door een varken bepotelen… Of het geluk daarmee wordt bereikt, is uiteindelijk echter de vraag.

 Link naar verkooppunt

Specificaties
ISBN: 9789023484578 | Type: Paperback | Druk: 1 | Aantal pagina's: 53 | Uitgever: De Bezige Bij |  Verschijningsdatum: 2005

 Bekijk in grootbeeld Poëzieclip Late trein

Drie gedichten uit Geluksinstructies


MIDAS

Nu ik, vriendjes, jullie heb geproefd,
voorgoed geproefd, vind ik de wereld
groot en boos. Het bos is stil:
geen biggenlied, geen fluit en geen viool,
de vallen uitgeklapt, het stenen huisje leeg.

Nog een keer klonk gezang:
drie jongelingen in de ketel
gekneveld. De redding die niet kwam.
Toen zweeg het vlees.

Iets geurends, iets verbrands.

Waar is mijn wolfje heen gegaan, vol haat?
De botten liggen op de grond.
De grutjes rusten in de kast.


GELUKSINSTRUCTIES

Lees dit gedicht.
Bereid je voor:
bereid Saroma met bananensmaak,
kweek rozengeur,
koop een aureool met missen van Josquin,
bouw het Potemkindorp Gezicht op Delft,
ontbloot je tepels.

Eet, snuif, luister, kijk en wrijf en tegelijk!
Je zinnen stromen vol,
vol met het judomeisje aller tijden,
in wit katoen verpakt,
een feestelijk zwart strikje om haar middel.
Vraag of jij haar open maken mag,
vraag of zij je vragen wil of jij met haar wilt trouwen.


LATE TREIN

Ik slurp de slaap, iets van het zachte zwart,
de leden dichtgeklikt. Verkwikkend niets!
Volg de gedachtengang die doodloopt in
dat wat de tijd verkort. Wakker maar weer.

Ook buiten is het nacht, in stallingen
brandt nog veel licht: een droom met fietsen. Maar
de ware slaap is het stomdonker van
de polders (als daar al een landschap is).

Te slapen met het kunstlicht van de droom
gedoofd: dat is het duister paradijs.
Graag word ik uitgeschakeld! Waarom dan
is nooit meer te ontwaken onze angst?

‘Zo gaan voor wie er oog voor heeft, psychologische diepten onder deze gedichten schuil waar je dichters niet vaak vrijwillig in ziet afdalen. De schijn is die van jongetjes en meisjes, beesten, buren en rustieke huizen, maar daaronder voel je de aardwortels, de skeletten en de vuilnisbelten.’
– Rob Schouten, Vrij Nederland

‘Een vlakte gaat opeens bergop, voorwaarts wordt rugwaarts en een boom ziet zijn eeuwige surplace in vliegen omslaan. (…) Vanwege dergelijke omkeringen is deze tweede bundel van Woudsma zeker zo knap en lezenswaard als zijn eerste.’
– Peter de Boer, Trouw

‘Die nuchtere zwartgalligheid en het kinderlijk verbaasde blikveld maken Woudsma’s poëzie zo onvervreemdbaar eigen als ze is.’
– Arie van den Berg, NRC Handelsblad

‘Woudsma is de ideale dichter voor melancholiek-romantische lezers. Het rijt nooit met groot misbaar zijn dichtader voor je open, maar hij stilt je stille verdriet, omdat hij er weet van heeft.’
– Adriaan Jaeggi, Het Parool

Filosofie voor de zwijnen. Over het geluk van dier en mens

Maart 2024 verscheen de vijfde druk van Filosofie voor de zwijnen. De jubileumeditie: de eerste druk is twintig jaar geleden.

De filosofische tekst van Klaas Rozemond is geïllustreerd met tekeningen van Jet Nijkamp en gedichten van mij. Het boek werd genomineerd voor de Socrates Wisselbeker. 

 Link naar verkooppunt

Specificaties
ISBN: 9789464711462 | Type: Paperback | Druk: 5 | Prijs: € 29,90 | Aantal pagina's: 400 |  Oorspronkelijke uitgever: Veen Magazines | Huidige uitgever: Noordboek | Verschijningsdatum eerste druk: 2004 | Verschijningsdatum vijfde druk: 2024

Drie gedichten uit Filosofie voor de zwijnen


HERVLEZING

Een leven geleden bezat ik een kinderlijk
lichaam, het ging als vanzelf langs de heggen
en verbleef heel de dag tussen tegels en wolken,
ik herinner me hoe ik genoemd werd en hoe ik
achter een deur zonder grendels in slaap viel.

Hoe ben ik in dit vreemde vlees ontwaakt,
in verouderde delen, benauwende leden?
En wat zal ik worden? Zal ik zielig zwerven
naar latere lijven, voor altijd gescheiden
van hemelse stegen? Of word ik geboren?


MEDITATIES

Er denkt. Er wikt, er mikt op ik,
niks geeft een kik. Rose machine
tikt, van ikke-ikke? Maar geen ikje
wordt verklikt. Waar is het puntje
van de i van ik? Buiten de binnenblik.

Er ronkt en knort. Er moddert zon,
een trage trog. Er zoemt wat stil,
het erf verlaat het zoet vervoer,
mest ruikt. Heel klein een allerlaatste
pijn – te zwijn of niet te zwijn.


UTOPIE

Eindelijk het wijze zwijn te zijn,
dat, rustend in de glanzendzwarte
modder (met de blik op ’t blauw),
dan weer kalm wroetend, samen
met zijn broeders, zusters, peinst…

Waarom toch rose? En vanwaar die krul?
Is er na de slager een bestaan? Vriend,
knor mij eens uw hartelijke mening!
Zo, vol trage biggenwijsheid,
zal onze tijd gelukkig zijn vergaan.

‘Een centrale vraag in de westerse zowel als de oosterse filosofie luidt, of en zo ja hoe de mens gelukkig kan worden. In de loop der tijd zijn er uiteenlopende antwoorden op deze vraag geformuleerd. Als uitersten worden hier opgevoerd Socrates, de altijd kritisch denkende, maar ontevreden filosoof, en de mens als zwijn, die uit verveling de vervulling van materiele verlangens najaagt. In zijn speurtocht door de geschiedenis van de filosofie, waarin hij steeds lijnen en verbanden aangeeft, herontdekt Rozemond de mens die leeft als een varken, dat met weinig tevreden is. De verveling kan uit zo'n toch wat saai bestaan worden verdreven door met elkaar te filosoferen. Vanuit deze positie richt de schrijver het 'porcratisch manifest' tot de wereld: "verwerp de ketenen van welvaart en wees tevreden met het weinige van de wijsbegeerte". De korte hoofdstukken in een directe stijl - met elk een intrigerende illustratie van Jet Nijkamp en een gedicht van Co Woudsma - zetten zeker aan tot denken en discussiëren. Zou deze filosoof de wereld kunnen veranderen, voor het te laat is? Dit boek maakt deel uit van een al langer lopend onderzoeksproject (www.jetnijkamp.nl).’
– Redactie , de Volkskrant


Viewmaster

Mijn veelbesproken debuut.

 Link naar verkooppunt

Specificaties
ISBN: 9789023447702 | Type: Paperback | Druk: 1 | Aantal pagina's: 45 | Uitgever: De Bezige Bij |  Verschijningsdatum: 1997

 Bekijk in grootbeeld Poëzieclip Viewmaster

Drie gedichten uit Viewmaster


KLEINE WERELD

Alleen maar hier. Hoogspanningslijnen zijn
haast uitgegumd. De vogels zijn vervlogen.
De roodoranje zon hangt laag te drogen.
Gemengd met mist doen dingen minder pijn.

Bij elke stap ontstaat een stukje sloot.
De koude doet de wateren kalmeren
en Marokkaanse meisjes bestuderen
het verse ijs. De vissen willen brood.

De wereld volgt de wandelaar en rust
als hij verdwaald raakt in de witte nacht
en in de stilte niet meer weet welk land

hem nu omgeeft en welke vreemde kust
daar kraakt. Maar achter zwevend schijnsel wacht
de poort van het Chinese restaurant.


MADURODAM

Nu ben ik groot genoeg,
de straat ligt aan mijn voet.

Beloop hier de essentie van het land:
een gracht met pand,
een koe met waterkant.

Alles houdt zijn maat:
het regiment, de dirigent,
de torenklok die steeds maar slaat.

De optocht maakt een zacht kabaal,
men fluistert Nederlandse taal,
ook Surinamers zijn op schaal.

Wij reuzen doen geen kwaad,
omhelzen kerken,
doven nog een waakvlambrand
en nemen afscheid van dit goede dal.

Het leven is er niet te groot,
de mensen gaan er heel klein dood.


THUIS

Het huis is ons vreemd na de kortste vakantie,
veel vreemder dan verre hotels of paleizen.
Het glansloze vloerzeil negeert onze voetstap,
een stapel van krantenpapier ligt op tafel.
De zeep is verdroogd en gebarsten, en went maar
met weerzin aan onze voorzichtige handen.
De kamers, de trappen vergaten volkomen
ons dagelijks leven, dat nu weer bezit neemt
van stoelen en banken. Steeds sterker verstoren
wij gasten het rustige leven der dingen:
de klok, die haar tijd had gevonden, moet doorgaan
en draaien, weer stroomt het geduldige water
door buizen, zojuist nog verzadigd van stilte.
Wij zetten de eigen TV aan en kijken,
en houden ons aarzelend voor dat wij thuis zijn.

‘Woudsma is een veel en goed kijkende, aandachtig observerende dichter met een heel eigen blik. Een overtuigend debuut.’
– Guus Middag, NRC Handelsblad

‘Dat is het bijzondere van deze poëzie, hoe raar ze ook elke keer weer verloopt, maakt ze toch de indruk volkomen authentiek te zijn.’
– Rob Schouten, Vrij Nederland

‘Een compact en volwassen debuut.’
– Peter de Boer, Trouw